En route langs spoorlijn 36

200 jaar geleden reed de eerste trein in Noord-Engeland, een decennium later was België aan de beurt. 

Koning Leopold I en de trein

In 1830 werd België onafhankelijk van Nederland. De nieuwe koning, Leopold van Saksen-Coburg, woonde in Groot-Brittannië en zag de opportuniteit van de nieuwe spoorwegen om de industrialisering en de handel in zijn nieuwe landje te bewerkstelligen. België was toen nog in staat van oorlog met Nederland. Een snelle verbinding tussen de havens van Antwerpen en Oostende met de industriebekkens van Luik (en het Duitse Ruhrgebied) drong zich op.

Op 1 mei 1834 stemde het parlement een eerste spoorwet, die de uitbouw mogelijk maakte van een ‘ijzeren kruis’ van spoorwegen: vanuit knooppunt Mechelen in het noorden naar Antwerpen en de haven, in het westen naar Gent en Oostende, in het zuiden naar Brussel en (later) naar Henegouwen, in het oosten naar Leuven en Luik. De eerste spoorlijn liep tussen Mechelen en Brussel Groendreef en werd ingereden in 1835. Een jaar later volgde Mechelen – Antwerpen en nog een jaar later was de spoorlijn van Mechelen naar Leuven en Tienen klaar. Zij werd plechtig ingewijd op 21 september 1837.

Over en onder het spoor

De aanleg van de spoorweg was een gigantisch werk. In tegenstelling tot de vrij vlakke verbindingen Mechelen-Schaarbeek en Mechelen-Leuven moest er nu een relatief groot hoogteverschil overbrugd worden. Het was een werk van ophogingen en uitgravingen, en er kwam ook – voor het eerste op het continent – een spoorwegtunnel, in Kumtich. Alle werk gebeurde met schop en houweel en de afgegraven grond werd weggedragen door vrouwen te voet – de boteresses.

Om de bewoners en landbouwers langs het traject de kans te geven om de spoorweg te kruisen, werden overwegen aangelegd, zowel breed (voor voertuigen en karren) als smal voor één voetganger of fietser. Sommige overwegen waren bewaakt, met een rollende bareel en met een bareelwachter. Op de foto zie je de verdwenen overweg aan de Oaselaan. Later werden de rollende barelen vervangen door slagbomen met bel of verkeerslichten of door tunnels en bruggen.

Stations in Bierbeek

Reeds in 1837 werd er gesproken over een station in onze gemeente, naast het geplande station van Vertrijk (gebouwd in 1840). Dit was niet zozeer van belang voor de reizigers, maar vooral voor het vervoer van goederen (steenkool, levensmiddelen, dranken…) en voor landbouwproducten zoals tarwe en bieten. Een eerste plan voorzag een station tussen Korbeek-Lo en Lovenjoel, ter hoogte van de Bijzondere weg. De burgemeester van Lovenjoel, baron de Spoelberch, vond dat echter te dicht bij zijn kasteeldomein en stelde zijn veto. In 1867 werd in Korbeek-Lo een station gebouwd aan de kant van het dorp. Er waren verschillende dienstsporen, waar zich nu het recyclagepark bevindt.

In 1889 kreeg ook Lovenjoel een station, ter hoogte van de overweg, aan de zijde van de molen van het gehucht Bruul. Al in 1841 werd de spoorlijn ontdubbeld. Bij die werken stortte de tunnel van Kumtich in en koos men ervoor om een geul te graven.

De trein voor de gewone mens

Niet alleen het vervoer van goederen was belangrijk. Mettertijd werd ook personenverkeer belangrijk, toen het forensenabonnement werd ingevoerd. Later werd de wet op de zondagsrust aangenomen en tussen de twee wereldoorlogen werd ook het betaald verlof ingevoerd. Gewone mensen kregen op die manier de kans om op familiebezoek te gaan, naar de stad te reizen of een uitstap te doen naar de zee.

Ook in Bierbeek was de tijd niet blijven stilstaan. In 1927 opende de kliniek Salve Mater in Lovenjoel de deuren en 4 jaar later de kliniek van Sint-Kamillus, niet toevallig op loopafstand van de stations. Zo konden patiënten met de trein naar de kliniek gebracht worden en kon familie ’s zondags op bezoek komen. Voor de bouw van Sint-Kamillus werd zelfs een smalspoor aangelegd dat rond de hele campus liep om bouwmaterialen te leveren.
Het station van Korbeek-Lo werd buiten gebruik gesteld in 1973 en afgebroken 1977, dat van Lovenjoel werd al in 1965 afgebroken. Tot 3 juni 1984 kon je er nog altijd de trein nemen. Sindsdien zorgden bussen voor de dienstverlening.