Twee jaar geleden lanceerde tv-figuur Sofie Lemaire een oproep om meer vrouwen een plek te geven in het straatbeeld. Van alle straten met de naam van een persoon in Vlaanderen zijn er 85 % vernoemd naar mannen en slechts 15 % naar vrouwen. Dat valt in Bierbeek wel heel goed mee, zo hebben we de Sint-Ermelindisstraat in Lovenjoel, genoemd naar onze plaatselijke heilige, en de Eleonoradreef (genoemd naar hertogin Eleonora Ursula van Arenberg) in het Meerdaalwoud. Sinds kort werden twee nieuwe straten, op advies van de Gemeentelijke Erfgoedraad, genoemd naar personen: Sint-Hilariusgat, een straatje tussen de Neervelpsestraat en de Middelbosstraat. En het Adelahof, een nieuwe zijstraat van de Bergstraat. Al bij al een mooie score: 50 % voor elke sekse.
Wie was nu die Adela?
Adela is geboren rond 950, uit een adellijk gravengeslacht dat toen al minstens 100 jaren regeerde aan de Nederrijn, in het huidige Nederland. Haar vader was Wichman, graaf van Hamaland, haar moeder Lutgard van Vlaanderen. Via haar had ze Karolingisch en Brits koninklijk bloed in de aderen. Hoge adel dus, en qua afkomst een hogere pedigree dan de Duitse keizer. Ze had zeker één broer, ook Wichman genaamd, en één zus, Lutgard, zoals hun moeder.
Op jonge leeftijd huwde ze met Immed uit de familie der Balderiken, die in onze streken belangrijke graven waren. Adela en Immed kregen vijf kinderen: Meinwerk, die bisschop werd, Diederik en drie dochters.
Grafelijke rechten werden vererfd via mannelijke lijn. Wichman junior stierf nog vóór zijn vader en dus was er geen erfgenaam meer. Na de dood van vader Wichman kwam het grafelijk recht, zoals het toen de gewoonte was, bij de schoonzoon, Immed, Adelas man. Toen echtgenoot Immed stierf, was Adelas zoon Diederik nog minderjarig. In zon situatie nam de moeder, in dit geval Adela, de regering waar als gravin, tot de zoon meerderjarig was. Dat blijkt uit het feit dat zij munten heeft geslagen, met haar naam en titel. Op latere leeftijd hertrouwde zij met een zekere Balderik, die eigendommen had in het graafschap Brunerode, waar Bierbeek deel van uitmaakte in die tijd.
Dulle griet of straffe madam?
Over deze Adela van Hamaland gaan vele verhalen rond, het ene al meer waarheidsgetrouw dan het andere. Met zekerheid had ze de hand in een ophefmakende moordzaak waardoor ze enkele jaren voor haar dood persona non grata werd in de hoogste kringen. Alpertus van Metz, een monnik, beschreef haar in niet al te beste bewoordingen: dat ze te luid praatte, wulpse taal uitsloeg, even harmonisch gekleed ging als ze van binnen losgeslagen was, en door haar oogopslag haar onevenwichtigheid verried. Een deel daarvan kan -als het waar zou zijn- terug te voeren zijn tot haar tijd als zelfstandige gravin, waar ze op de rijksdagen zonder twijfel de geplogenheden en omgangsvormen van haar mannelijke collegas overnam. Maar daarnaast roemt Alpertus haar weefkunst.
Nog volgens Alpertus zou Adela ook haar eigen zuster vergiftigd hebben. Volgens een meer recente bron zou ze zelfs haar eigen zoon om het leven gebracht hebben. Al is dat waarschijnlijk praat voor de vaak.
Adela stierf in armoede, waarschijnlijk in 1024 in Keulen, waar ze ook begraven werd. Dat ze verdronk in de Rijn, en de rivier deed kolken tot haar lichaam uit het water werd gehaald, is ook weer een straf verhaal dat niet noodzakelijk waar is. Feit is dat er wat bijeen geroddeld werd over deze zelfbewuste, hoog adellijke dame, met kerfstok.
Opzoekingen en tekst: Werner Wouters